Zondagmiddag, tegen het einde van de winter. Het is fris, maar uit de wind en in de zon is het lekker. Bij een bank aan de rand van het bos verzamelen zich een tiental jongeren. Stoere straffe mannen, de tienerjaren voorbij want hun auto’s staan geparkeerd op het bospad. Ze klieren wat, sommigen trekken een blikje open, anderen nemen een slok uit een fles water. Er gaat een pak krakelingen rond, de rokers delen een pakje sigaretten.
Ze hebben het duidelijk naar hun zin, lockdown en corona maatregelen lijken deze middag ver weg.
Na een tijdje stappen ze weer in hun auto’s. Er is er eentje die zich afvraagt of ze die rommel hier zo maar kunnen laten liggen. Maar hij durft het niet voor te stellen om het op te ruimen. Want dat is niet stoer. Dus blijft alles liggen, als stille getuigen van een leuke zondagmiddag.
Ik weet niet of het zo gegaan is, dit is het verhaal wat ik ervan maak op basis van de opgeraapte lege verpakkingen. Aan de andere kant van het bos overstemt het geluid van de motorcrossers het gefluit van de vogels terwijl ik de rommel in een zak stop.
Er zijn van die dagen dat ik me afvraag hoe zinvol het werk van de ZAPpers is. En het vervelende is: die dagen volgen elkaar steeds sneller op.
De filosofische zapper.